vrijdag 31 januari 2020

Een Avondje Herrie.

In Sumenep, Madura had ik een aardige gids ontmoet met de naam Adi, die voor een toeristenbureau werkte en toen ik daar op bezoek was werd ik door zijn baas rondgeleid in het kraton van de sultan, dat tegenover het kantoor was gelegen. Hij leidde me door alle vertrekken, ook de vertrekken die alleen bestemd waren voor de ontvangst van speciale gasten. 
  Nadat hij zijn plannen voor een renovatie van het kraton aan me had ontvouwd gingen we weer terug naar het toeristen informatiekantoor. Daar werd aan een bureautje koffie voor ons tweeën gebracht terwijl Adi in de weer was met een waterpijp, die hij het opperhoofd kwam presenteren nadat deze met speciale kooltjes en tabak was opgestookt. Ons gesprek werd voortgezet terwijl hij af en toe aan mondstuk lurkte van een slang die uit het waterreservoir stak. Een luid geproest was het resultaat, maar dat belette de toeristenbaas kennelijk niet om er onverschrokken mee door te gaan. Hij vertrouwde me tussendoor toe dat hij in zijn jongere jaren met vrienden af en toe sabu sabu had gebruikt, waarop ik hem vroeg of hij daarmee ganya bedoelde. ‘Nee’, zei hij, ‘ganya dat rookt men in Atjeh, het is dat witte poeder waar men wakker van blijft.’ Adi stookte de kop van de waterpijp met het smeulende goedje nog eens voor hem op terwijl hij verder aan de slang zoog. Het opperhoofd veranderde van onderwerp en haalde er een boekwerkje bij waarin vele foto’s waren afgedrukt.
   ’Deze dame zal je misschien wel kennen,’ en hij wees op een van de foto’s. ‘Ze heeft een tijdje hier in een hotel gelogeerd en haar naam was Tante Lien,’ 
   Ik herkende het typetje waarmee Wieteke van Dort in Nederland grote bekendheid had verwerft. Ik vertelde hem dat ze mij wel bekend was en dat ze vaak op de Nederlandse tv te zien was geweest in die rol.
   ‘Maar hoe heette toch die man van haar?’,vervolgde hij al verder stomend. ‘Hij was in Sumenep geboren en kwam hier zijn roots napluizen.’ Ik bekeek een van de foto’s waar hij opstond en herkende Edwin Rutten, beter bekend als Ome Willem. Ik vertelde hem de nickname van deze acteur en zanger.
   ‘Ja, Ome William heette hij, een zeer aardige man. Hij liet zich per betjak door de straten rijden terwijl hij kroepoek en saté at. Met een filmploeg werd dit allemaal voor een documentaire gedraaid. Daarna is de ploeg naar Bali vertrokken voor het vervolg ervan.’
   Er was een andere man bij ons bureautje aangeschoven waarmee andere zaken besproken moesten gaan worden. Ons gesprek werd afgesloten nadat Adi’s baas mij had gevraagd die avond aanwezig te willen zijn omdat er een openluchtconcert werd gegeven in het teken van islam en cultuur 2009. Ik beloofde het hem, evenals mijn verdere naspeuringen wat betreft de informatie over een oude Nederlandse zoutfabriek. Ik liet het opperhoofd alleen met de zojuist aangeschoven man en zag nog hoe Adi op zijn verzoek de waterpijp naar een achterkamertje afvoerde en zijn vingers aan de gloeiend hete kop brandde toen hij deze wilde legen. Het porseleinen reservoir liet hij daardoor op de marmeren grond kletteren waardoor die in stukken uit elkaar spatte. Er was een gedempt gevloek hoorbaar en ik zag hem op zijn onderlip bijten. Ik lachte en zei: ‘accidents will happen,’ waarna ik het kantoor verliet en mijn hotel weer opzocht. 
   
Kraton, Sumenep


Die avond kwam Adi me zoals afgesproken ophalen op zijn motor en reden we naar zijn kantoor, waar buiten op een open plaats een podium was opgesteld met PA systeem, waar de zware bassen ons tegemoet kwamen van de band die op hoog volume zijn repertoire aan het afwerken was. De muziekstijl hield het midden tussen dangdut en Arabisch getinte rockmuziek en de bezetting bestond uit een opzwepende ritmesectie van bongo- en tablaspelers waarnaast een drummer was opgesteld. Voorts was er een fluitist, toetsenist, gitarist, bassist en twee gesluierde dames verzorgden de vocalen. Naderbij gekomen had ik het liefst weer rechtsomkeert gemaakt, want het abnormale hoge volume deed zeer aan mijn toch al aangetaste hoorvermogen, waar mijn eigen muzikantenverleden voornamelijk verantwoordelijk voor was geweest. Maar Adi verzocht me plaats te nemen op een van de vele wit plastic stoeltjes, die grotendeels nog onbezet waren gebleven, wat er op wees dat de andere aanwezigen – die allemaal op veilige afstand het gebeuren gade sloegen – er mogelijk ook zo over dachten. 
   Op het podium werd er door een aantal enthousiastelingen stevig op de maat van de exotische klanken mee gedanst. Een van de organisatoren kwam op me afgelopen en gebaarde met zijn duim omhoog – van een normale conversatie was met het abnormale geluidsgeweld natuurlijk geen sprake – dat alles natuurlijk zeer cool en swingend zou zijn. Ik knikte maar van ja en deed mijn best om er een beetje enthousiast bij te kijken. Maar de gangmaker had kennelijk meer plannen met mij in gedachten, want hij gebaarde me mee te lopen, waarbij hij een arm om me heen sloeg en me richting het podium opduwde. Ik dacht dat ik misschien aan enkele van de bandleden voorgesteld zou gaan worden en liep, al was het niet van harte, maar met hem naar de zijkant van het podium op, alwaar een ladder was opgesteld waarmee men de muziekvloer kon bereiken. Maar het was de bedoeling dat ik net als die dansende uitslovers ook als een lunatic zou gaan bewegen tussen de aanwezige muzikanten die stonden te spelen alsof hun leven ervan afhing. ‘Goeie genade nog aan toe’, ging er door me heen, ‘hoe moet ik me hier nu weer zien uit te redden?’ Vluchten kon niet meer en voor ik het wist werd ik als bij een polonaise in de maalstroom van deze kamelenpop-ellende meegesleurd.
   Ik keek maar beetje af hoe de andere dwazen zich over de planken voortbewogen en imiteerde hun voetpassen en armbewegingen maar wat en zag aan hun enthousiaste gezichten dat dit kennelijk wel in de smaak viel. Dit ging zo een tijdje door totdat het nummer tot mijn grote vreugde ten einde was gekomen. Ik wilde al in de richting van de trap lopen waarmee ik het podium bestegen had, maar daar kon natuurlijk geen sprake van zijn. Ik was nu in het muzikale web ingesloten en voorlopig lieten deze idioten me niet meer gaan, dat werd me inmiddels wel duidelijk. De mooiste van de twee zangeressen verscheen nu bij de microfoon en een zo mogelijk nog meer opzwepend nummer uit hun uitgebreide repertoire werd nu ten gehore gebracht. Weer stelde ik me aan als een achterlijke idioot door wat mijn middel te draaien en daar werd nu hoorbaar luid om gejoeld door het toestromende publiek, die de vacante plastic stoeltjes nu bijna allemaal hadden bezet om deze dwaze kale buitenlander zijn kunstjes te zien vertonen. 
   Het zweet gutste inmiddels overvloedig van me af en stroomde over mijn brillenglazen heen, waardoor ik niet precies kon zien waar ik mijn passen zette, zodat ik op een gegeven moment op een haartje na een doodsmak maakte tussen het publiek, veroorzaakt door een ezelsoor van een vloerkleed dat over de planken van het podium was gedrapeerd. De nummers duurde ellenlang, maar aan alles komt een einde, dus ook aan het tweede nummer waar ik op mee danste. Ik snakte inmiddels naar adem als een snoek op een hooizolder. Permissie om het podium te verlaten kreeg ik nog steeds niet, maar de mooie zangeres gebaarde me te gaan zitten op een stoeltje aan de zijkant van het geheel en ik kreeg een plastic bekertje met bronwater van haar aangereikt als dank voor mijn kunsten tot zover. Voor de grap riep ik naar haar dat ze nu het bekende dangdutnummer Kuching Garong maar eens moesten gaan inzetten. Een hilarisch gelach ontsteeg er nu vanuit de kant van de band en de mooie dame keek even onthutst. Maar al spoedig zag ze er kennelijk ook de humor van in en lachte – hoewel niet helemaal van harte – met de anderen mee. De toetsenist hoorde ik tussen de nummers door het loopje van dit overbekende en ondeugende sexy dangdutnummer repeteren terwijl ik al in mijn zakken voelde of ik genoeg kleingeld aan flappen bij me had om dit tijdens het nummer over de sensueel bewegende zangeres uit te kunnen strooien, zoals ik wel op een filmpje van YouTube had gezien.
   Maar ik denk dat uiteindelijk de gesluierde zangeres het idee moet hebben verworpen om er daadwerkelijk op in te gaan, zodat het volgende nummer weer een Arabisch getinte kamelendeun werd en andermaal presten de muzikanten me weer om mijn stuntelige danspassen te gaan vertonen. Nu zag ik in de hoek bij de percussionisten iemand met een tamboerijn in de hand zitten en was ik zo vrij om deze maar even van hem over te nemen om mezelf nog enige functie aan het geheel te geven. Al schuddend in de maat ging ik op het ritme met het gezelschap mee, terwijl ik me natuurlijk weer als een gestoorde over het toneel bewoog. Ook dit nummer duurde natuurlijk weer ellenlang en toen het slotakkoord eindelijk had geklonken was de maat voor mij vol. 
   Vastberaden liep ik nu op het laddertje af dat mijn verlossing zou betekenen, nadat ik de tamboerijn weer had overgedragen aan de in witte jurk geklede percussionist, en hoewel er van de bandkant hevig werd geprotesteerd op mijn voorgenomen vertrek, was er geen Allah of Mohammed meer die mij nog van mijn resolute plannen kon weerhouden. Weer terug op mijn witte stoeltje werd ik door Adi en het opperhoofd stevig op de schouders getikt ten teken dat de vertoning geslaagd moet zijn geweest. Ik verlangde nu nog maar naar één ding en dat was ver weg van dit oorverdovende lawaai en mezelf terug te trekken in mijn rustige en inmiddels vertrouwde kamer van mijn hotel. Adi stond erop dat hij mij daarheen op zijn motor naar toe zou brengen, maar ik was bang dat ik een fikse verkoudheid zou oplopen wanneer dat gebeurde, daar ik inmiddels geen droge draad meer aan het lijf had. Met een opgelucht, maar ook merkwaardig voldaan gevoel slaagde ik er daarna in mijn weg terug te vinden en dacht al 
slenterend bij mezelf: ‘het zit er gelukkig op, zonder het alom gevreesde gezichtsverlies.’



Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Een Moskee op Zondagochtend.

Ik moest nog een dag volmaken in Jakarta voordat mijn vliegtuig naar Manado zou vertrekken en daarom liep ik op die zondagmorgen richt...