zondag 29 december 2019

Guna Guna in Madura.

.

Die avond, net toen ik mijn foto’s aan het beoordelen was die ik zojuist op mijn laptop had gedownload, werd er op mijn hoteldeur geklopt. Er stond een jongeman van net dertig voor de deur die aan mij vroeg of ik de Belanda was waarvan hij had vernomen dat die zich in het hotel moest bevinden. Adi was twee jaar eerder in Nederland op vakantie geweest en liet dit merken door me te begroeten met ‘goedenavond menir’. Hij had wat jaren gidswerk verricht voor de spaarzame buitenlandse toeristen die in Sumenep verzeild waren geraakt. Van zijn werkgever had hij slechts twee weken permissie gekregen om het kleine landje waarover hij zoveel had gehoord te kunnen bezoeken en aan een Nederlander met de naam Joep had hij het te danken dat een en ander destijds geregeld was. Hij werkte bij afdeling toerisme van Dinas Parwisata dan Kabupaten Sumenep en zittend op de veranda voor mijn appartement praatten we nog wat door. 
   Omdat hij slechts op een paar honderd meter van het hotel woonde verkaste we na een tijdje daarheen en stelde hij me aan zijn vrouw voor, die twee maanden eerder bevallen was van een dochter. Zijn huiskamer stond vol met stille getuigen van zijn grootse trip ooit in de vorm van Delftsblauwen schotels, windmolens en een paar houten klompen in een hoek, terwijl hij het voorbeeld van menig Nederlandse huiskamer had gevolgd door vele plankjes en letterbakken aan de muur te bevestigen, waarop hij tal van Hollandse prullaria had uitgestald. Fotografie was zijn grote hobby en ik kreeg die avond een boekwerk te ze zien waarin zijn best gelukte plaatjes van de Hollandse trip waren afgedrukt – een geschenk van zijn sponsorgastheer die dit middels een service van de Hema had kunnen verwezenlijken. In het fotoboek stond hij steeds met zijn brede grijns afgebeeld bij typisch Hollandse locaties als Volendam (op klompen en in de bekende klederdracht gestoken), Kinderdijk (met de rij windmolens op de achtergrond) en het Haagse Binnenhof met een nieuwe haring met uitjes in de hand boven zijn geopende mond bengelend. Hij vertelde me daarbij, niet zonder trots, hoe hij steeds spontaan gratis onderdak had genoten bij de diverse gezinnen, die voor zijn aanwezigheid gevochten moesten hebben, zodat hij geen geld aan dure hotels had hoeven te besteden.
   Terwijl we op zijn veranda buiten aan de koffie zaten ontwaarden we een felle lichtflits die langs de donkere avondhemel schoot en ik opperde dat het een komeet of vallende ster geweest zou kunnen zijn. Maar hij keek even als door de flits bevangen terwijl het angstzweet op zijn voorhoofd begon te parelen en zei: ‘ze zijn weer bezig.’ Hierop vertelde hij mij een bijna ongeloofwaardig en griezelig horrorverhaal dat hem en zijn vrouw ruim een jaar daarvoor was overkomen.
   ’Ik heb ook nooit in die hocus-pocus geloofd, maar ik weet nu wel beter. Mijn vrouw en ik hebben inmiddels heel wat meegemaakt op dat gebied.’ 
   Zijn ogen keken angstig in het rond terwijl hij het verhaal vertelde. Er waren dezelfde soorten flitsen in zijn achtertuin waargenomen, waarna zijn vrouw aan het onderlichaam verlamd was geraakt waardoor ze wekenlang niet meer kon lopen of staan en in bed haar behoeften liet gaan. Volgens een familielid moest er sprake zijn van guna guna – zwarte magie – en adviseerde het stel een medium in te schakelen, teneinde de duistere krachten die hen uiteindelijk beide ten gronde zou richten, ongedaan te maken. Er moesten dure ingrediënten als moeilijk te verkrijgen zalven, wierook en parfums worden aangeschaft en er werden zittingen bij hen thuis gehouden met de bewuste zwarte magie specialist erbij. Na veel mediteren en wichelroede gezwaai kwam deze tot de conclusie dat er bij het stel in de achtertuin gezocht moest worden en na lang speuren en graven werd er een merkwaardig cilindervormig voorwerp opgediept onder de grond ter grootte van een forse mannenduim dat was vervaardigd uit opgerolde stukjes doek en plastic, waarin roestige oude naalden en/of spijkers waren verborgen. In het binnenste stukje witte doek waren Arabische tekens uit de koran opgeschreven waaronder op kinderlijke wijze een mannetje was afgebeeld met drie naalden in het lijf, een in de benen, een tweede in het onderlichaam en de derde in het hoofd. Voordat ze dit onder ogen hadden gekregen had de guna guna bezweerder het akelige voorwerp in hun tuinvijver gegooid waarop een water eruptie moet hebben plaatsgevonden zoals wel gebeurt wanneer men een aantal suikerklontjes in een gezinsfles Coca-cola laat zakken. Hierna werden er allerlei ceremoniële handelingen uitgevoerd met de heilige zalven en parfums waarna het geheel moest worden afgesloten met een uitgebreide selamatan – religieus feestmaal  in hun huis waarbij de hele familie van het stel met het medium aanwezig waren. Bijna direct daarop was het gevoel in de onderlijf van Adi’s vrouw weer teruggekeerd en kon ze weer lopen en de dingen doen die zij daarvoor altijd had kunnen doen. Maar hiermee was de nachtmerrie nog niet afgelopen. Tot tweemaal toe werd het jonge gezin door dergelijke aanvallen van zwarte magie getroffen, waarbij steeds weer dergelijke betoverde voddenproppen opgespeurd dienden te worden, waarbij de laatste op een kerkhof zou zijn gevonden, niet ver van hun woonhuis vandaan. Al hun spaarcenten moesten eraan geloven om al het kwaad dat over hen heen kwam ongedaan te maken. 
   Ik vroeg Adi na dit schokkende verhaal wie dit ernstige vergrijp moet hebben aangericht, waarop hij schouderophalend reageerde: ‘”iemand” die jaloers op ons moet zijn geweest. Ik had namelijk net dit huis van mijn vader geërfd en zoiets kan sommige mensen afgunstig stemmen.’
   ‘En had men niet,’ zo vroeg ik hem, ‘haren, nagels en dergelijke lichaamseigen onderdelen nodig om een dergelijk kwaad over iemand uit te roepen?’
   ‘Een herkenbare foto van het slachtoffer is al genoeg om het ritueel uit te kunnen voeren.’
   Achteraf wist ik niet wat ik moest geloven van zijn schokkende en fantasievolle verhaal. Mogelijk had hij wel eens iets gelezen over een dergelijke Indische fabel uit tempo doeloe

en had hij mij dit op de mouw willen spelden om indruk te kunnen maken en daar ik van nature niet bijgelovig ben wantrouw ik dergelijke verhalen altijd ten zeerste. Ik besloot het verhaal maar naar het rijk der fabelen te verwijzen, daar er in de moderne tijd toch geen reden meer is om aan dergelijke hocus pocus enige waarheid toe te schrijven. Mogelijk had ik Adi verder links laten liggen door deze ongeloofwaardige kwestie, ware het niet dat hij me die avond ook enige bijzonderheden had verteld over de oude zoutfabriek. Deze was destijds door de Nederlanders gebouwd en er waren nu plannen voor een uitgebreide renovatie. Hij zou me die laten zien alsmede diverse andere bezienswaardigheden van het eiland.  

Er werd een merkwaardig cilindervormig voorwerp opgediept...
Die zaterdag werd ik om elf uur door Adi met zijn motor opgehaald en bekeken we eerst twee toegangspoorten van oude tempels niet ver van zijn huis vandaan. Deze overblijfselen, daterend uit de 16e eeuw, wezen erop dat niet alleen de nog bestaande kraton een overblijfsel was van de oude cultuur waarop Sumenep gevestigd is. 
   Omdat ik nog wat foto’s uit Adi’s archief wilde kopiëren en hij enkele van mij had ik mijn laptop meegenomen en zaten we even later in zijn kamer achter de desktop waarmee hij zijn verzameling foto’s had opgeslagen. Nadat hij mijn gewenste foto’s had gedownload en ik een aantal van hem opende hij een map waar als onderschrift ‘Black Magic’ bij stond. Tot mijn grote verrassing had hij destijds een hele fotoreportage gemaakt van het guna guna gebeuren dat hem en zijn vrouw een jaar daarvoor was overkomen. Op de foto’s waren de akelige voorwerpen te zien die al het leed moeten hebben aangericht; een tot een kleine cilinderprop samengebonden kluwen van doekjes en plastic, die destijds een eruptie als suikerklontjes in een fles cola moet hebben veroorzaakt toen deze in de tuinvijver werd gegooid. De selamantan die bij het stel thuis werd gehouden om de bezwering af te wenden en waar naast het medium in witte jurk de hele familie aanwezig was gezeten aan een uitgebreide dis. Maar het meest schokkend vond ik toch wel de kinderlijke tekeningen van de poppetjes met naaldenprikken in onder-, midden- en bovenlijf, compleet met de roestige spijker en naalden in de katoenen lap waarop de Koranteksten in het Arabische schrift stond, en een koude huivering liep nu over mijn hele lichaam bij het zien van deze harde bewijzen. 
   Zoals eerder gezegd had ik dit hele verhaal aanvankelijk met een behoorlijke korrel zout genomen, maar nu kon ik niet meer ontkennen dat Adi die eerste avond mij de waarheid verteld moet hebben. Nu, met het tonen van deze foto’s, droop het angstzweet weer overvloedig van zijn gezicht af en met grote angstige ogen vroeg hij me, nadat ik een paar afbeeldingen had mogen kopiëren, of hij de pc mocht afsluiten om de nare herinnering van zich af te kunnen zetten.  

..waarin roestige oude naalden en/of spijkers waren verborgen...
Adi mocht dan misschien de herinnering van zich hebben afgezet, de beelden van die gemene voddenprop en de tekeningen met de spreuk in het Arabische schrift in de binnenste lappen bleven die verdere dag steeds weer door mijn hoofd spoken. Ik vroeg me af waarom sommige mensen anno 2008 nog steeds met dergelijke hocus pocus in de weer waren met als doel om iemand – om wat voor rede dan ook – het leven zuur te maken, of erger, in een poging die persoon van het leven te beroven. De eerste naald had Mary, Adi’s vrouw voor een lange tijd van onder verlamd gemaakt en als er niet tijdig was ingegrepen zou haar bovenlichaam dat ook geworden zijn. Om maar niet te denken als het kwaad haar hoofd had bereikt. Adi was opmerkelijk genoeg te sterk gebleken voor deze tovenarij en daarom had de guna guna een dankbaar slachtoffer in de vorm van zijn vrouw gevonden.
   Na het downloaden van de foto’s schoot het Adi te binnen dat we die zaterdagmiddag nog naar de stierenrace oefening zouden gaan, dus reden we even later in de richting van het veldje waar dat zou plaatsvinden. Maar daar aangekomen bleek het om onduidelijke rede geen doorgang te hebben die dag. In plaats daarvan bekeken we even verderop – voor mij voor de tweede maal – de ondergelopen velden met zeewater waar mannen, vrouwen en kinderen in de weer waren om het gekristalliseerde zeezout op hoopjes te verzamelen met een soort van sneeuwschuiver. Kleine molens stonden te draaien en transporteerden zo het zeewater naar de velden en door het water te laten verdampen kon men na verloop van tijd de zoutkristallen  met behulp van pikulans verzamelen en afvoeren.
   Omdat we nu toch in de buurt waren stelde Adi voor om naar de oude begraafplaats te gaan waar de overleden Nederlandse arbeiders van de zoutfabriek begraven zouden liggen. Ik had al plaatjes gemaakt van graven gemaakt die naast de oude benteng – fortgelegen waren, maar ik had foto’s van Adi gezien die ik niet had en die graven waren enkel via een ander terrein bereikbaar. Daartoe moesten we een smal slootje oversteken waarna we een braakliggend veld betraden waar de graven met stenen ornamenten tussen bevonden die veelal overwoekerd waren met wilde planten en struiken. Terwijl ik aanstalten maakte om enkele daarvan te fotograferen stapte ik op een scherpe doorn of stoppel, mogelijk een schuin afgekapte cassave plant waarvan de houtige stoppel zo’n 8 centimeter als een spies omhoog stond.
Terwijl ik aanstalten maakte om enkele daarvan te fotograferen stapte ik op een scherpe doorn of stoppel Ik moet een harde schreeuw uitgestoten hebben toen deze door de zool van mijn rubberen slipper en een behoorlijk eind in mijn voetzool stak. Ik had in een reflex mijn voet weer uit die stoppel getrokken en meende dat deze niet was afgebroken en in mijn voet zou zijn achtergebleven. Hij had zo diep gezeten dat het me niet verbaasd zou hebben als die er door de bovenkant weer was uitgekomen.  Adi was er direct bij en zag mij in een plas bloed staan. ‘Niet kijken’, was het eerste wat hij tot me zei, en daarop haalde hij een badstof doekje uit zijn rugzak en verbond me door de lap een paar maal om mijn voet te wikkelen en vast te knopen. 


   De fotosessie was hiermee natuurlijk tot een einde gekomen en we beraadden ons wat het beste was om nu te gaan doen. Volgens mijn gids moest de wond snel worden schoongemaakt, met betadine behandeld en met gaas verbonden gaan worden. Ik wist eigenlijk meteen al dat dit te serieus was om zelf te gaan behandelen. Het was om te beginnen al stom van me geweest een dergelijk ruig terrein slecht met badslippers aan de voeten te betreden, maar het plan was die middag nu eenmaal geweest om de stierenrace te gaan bekijken op een vriendelijk begaanbaar grasveldje. De plannen waren door omstandigheden veranderd, maar mijn schoeisel niet. Ik besefte dat mijn vakantie in gevaar zou komen als ik een tropeninfectie zou oplopen, om maar niet te denken aan wat de gevolgen van zoiets voor mijn voet konden zijn. Daarom vroeg ik Adi maar meteen naar het hospitaal te rijden dat slechts een straat van mijn hotel verwijderd was. 
   Daar aangekomen werd ik direct meegenomen naar de eerste hulpafdeling. Een mank lopende blanke toerist met een bebloede lap om zijn voet had in de ogen van de dienstdoende artsen kennelijk voorrang op de lange rij patiënten, die ongetwijfeld al geruime tijd op hun beurt stonden te wachten. De vrij jonge arts die mij meevoerde naar een zaaltje sprak vreemd genoeg bijna geen woord Engels en vroeg me of ik het bahasa Indonesia machtig was. Mijn standaard antwoord daarop was zoals gewoonlijk ‘sedikit sedikit mas’ (een klein beetje meneer). Daarop vroeg hij mij op een operatietafel te gaan liggen en begon, nadat hij een gordijn om het geheel had dichtgetrokken, voorzichtig het noodverband van mijn voet los te wikkelen. Adi had me de hele tijd vergezeld en stond bij dit alles toe te kijken, terwijl hij aan de arts uitleg gaf van wat er gebeurt was. Maar nu had hij moeite om te blijven kijken, want het resultaat moet er niet bepaald smakelijk hebben uitgezien. Ik merkte nog op dat ik saté Belanda was geweest, maar dit was alleen om de spanning proberen weg te praten.
   Nadat de arts het ergste vuil rondom de wond had schoongemaakt beduidde hij met een handgebaar dat hij een prik zou gaan uitdelen. Ik begreep dat er in zo’n geval meestal een injectie tegen tetanus wordt gegeven en nam al aanstalten om mijn broek los te knopen. Maar nee, de dokter wees naar mijn voet en zei daarbij ‘kaki.’ De injectienaald die nu vlak naast de wond naar binnenging was bijna even pijnlijk als het stappen in de stoppel die middag, alleen kon ik me nu beheersen en hield een gil van de pijn binnen. Het bleek een verdoving te zijn en na even te hebben gewacht vroeg de arts, terwijl hij de wond betastte, of ik wat voelde. Het deed inderdaad geen pijn meer en nu kon de zorgvuldige geneesheer zich gaan uitleven op de wond zonder dat ik daar last van had. Ik zag Adi zijn gezicht nu afwenden want de wond werd nu verder open gesperd teneinde het vanbinnen schoon te kunnen maken met desinfecterende middelen. Nu vroeg ik de arts – ook middels handgebaren – of er hechtingen zouden gaan volgen, maar de man schudde van nee. 
   Inmiddels was er een assistent bij gekomen met een karretje, waar vanaf hij de arts bepaalde instrumenten en bandages aanreikte. Nadat de voet gezuiverd en verbonden was kwam de arts weer met een injectienaald en vroeg me nu de broek wel los te knopen. Nadat hij de tetanusinjectie in mijn achterste had gegeven moest ik nog blijven liggen en wachtte maar af wat er verder nog zou volgen. Adi kwam nu naar me toe en vertelde me dat hij inmiddels de formele zaken zoals de financiële kant ervan bij de balie van het hospitaal had afgehandeld. Ik had een vrij hoog bedrag verwacht dat ik voor deze uitvoerige behandeling zou moeten gaan ophoesten, maar het geheel, inclusief een penicilline kuur, zou me slechts een paar tientjes gaan kosten. Nu vertelde ik mijn trouwe gids wat me al die tijd door het hoofd had gespookt; dat dit een gevolg moest zijn geweest op die guna guna kwestie. ‘Dat moet je niet zeggen’ zei hij geschrokken met een wit weggetrokken gelaat. Maar ik moest steeds denken aan die naalden in die voddenprop en dan daarop aan die gemene steek van de stoppel in mijn voet op die begraafplaats. Daarna weer een naald in mijn voet en tenslotte een in mijn achterste – drie prikken in totaal. Je kan zoiets toeval noemen, maar ik was inmiddels een beetje bijgelovig geworden. Toch kwam Adi hier later op terug door toe te geven dat het wel mijn linker voet betrof, wat in deze cultuur betekent dat alles wat links is onrein of slecht zou zijn. 
   Zoals gezegd had ik het meest bezienswaardige van Sumenep  en Madura inmiddels wel gezien en zag in dit voorval een teken dat het misschien beter was als ik het eiland zou gaan verlaten. Adi moet dit ook zo hebben aangevoeld want hij keek niet echt verbaasd toen ik hem mijn plan toevertrouwde; dat ik – zodra de voet weer was opgeknapt – afscheid van hem zou nemen om mijn reis te gaan vervolgen. 

Ik merkte nog op dat ik saté Belanda was geweest...


Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Een Moskee op Zondagochtend.

Ik moest nog een dag volmaken in Jakarta voordat mijn vliegtuig naar Manado zou vertrekken en daarom liep ik op die zondagmorgen richt...