zondag 29 december 2019

Guna Guna in Madura.

.

Die avond, net toen ik mijn foto’s aan het beoordelen was die ik zojuist op mijn laptop had gedownload, werd er op mijn hoteldeur geklopt. Er stond een jongeman van net dertig voor de deur die aan mij vroeg of ik de Belanda was waarvan hij had vernomen dat die zich in het hotel moest bevinden. Adi was twee jaar eerder in Nederland op vakantie geweest en liet dit merken door me te begroeten met ‘goedenavond menir’. Hij had wat jaren gidswerk verricht voor de spaarzame buitenlandse toeristen die in Sumenep verzeild waren geraakt. Van zijn werkgever had hij slechts twee weken permissie gekregen om het kleine landje waarover hij zoveel had gehoord te kunnen bezoeken en aan een Nederlander met de naam Joep had hij het te danken dat een en ander destijds geregeld was. Hij werkte bij afdeling toerisme van Dinas Parwisata dan Kabupaten Sumenep en zittend op de veranda voor mijn appartement praatten we nog wat door. 
   Omdat hij slechts op een paar honderd meter van het hotel woonde verkaste we na een tijdje daarheen en stelde hij me aan zijn vrouw voor, die twee maanden eerder bevallen was van een dochter. Zijn huiskamer stond vol met stille getuigen van zijn grootse trip ooit in de vorm van Delftsblauwen schotels, windmolens en een paar houten klompen in een hoek, terwijl hij het voorbeeld van menig Nederlandse huiskamer had gevolgd door vele plankjes en letterbakken aan de muur te bevestigen, waarop hij tal van Hollandse prullaria had uitgestald. Fotografie was zijn grote hobby en ik kreeg die avond een boekwerk te ze zien waarin zijn best gelukte plaatjes van de Hollandse trip waren afgedrukt – een geschenk van zijn sponsorgastheer die dit middels een service van de Hema had kunnen verwezenlijken. In het fotoboek stond hij steeds met zijn brede grijns afgebeeld bij typisch Hollandse locaties als Volendam (op klompen en in de bekende klederdracht gestoken), Kinderdijk (met de rij windmolens op de achtergrond) en het Haagse Binnenhof met een nieuwe haring met uitjes in de hand boven zijn geopende mond bengelend. Hij vertelde me daarbij, niet zonder trots, hoe hij steeds spontaan gratis onderdak had genoten bij de diverse gezinnen, die voor zijn aanwezigheid gevochten moesten hebben, zodat hij geen geld aan dure hotels had hoeven te besteden.
   Terwijl we op zijn veranda buiten aan de koffie zaten ontwaarden we een felle lichtflits die langs de donkere avondhemel schoot en ik opperde dat het een komeet of vallende ster geweest zou kunnen zijn. Maar hij keek even als door de flits bevangen terwijl het angstzweet op zijn voorhoofd begon te parelen en zei: ‘ze zijn weer bezig.’ Hierop vertelde hij mij een bijna ongeloofwaardig en griezelig horrorverhaal dat hem en zijn vrouw ruim een jaar daarvoor was overkomen.
   ’Ik heb ook nooit in die hocus-pocus geloofd, maar ik weet nu wel beter. Mijn vrouw en ik hebben inmiddels heel wat meegemaakt op dat gebied.’ 
   Zijn ogen keken angstig in het rond terwijl hij het verhaal vertelde. Er waren dezelfde soorten flitsen in zijn achtertuin waargenomen, waarna zijn vrouw aan het onderlichaam verlamd was geraakt waardoor ze wekenlang niet meer kon lopen of staan en in bed haar behoeften liet gaan. Volgens een familielid moest er sprake zijn van guna guna – zwarte magie – en adviseerde het stel een medium in te schakelen, teneinde de duistere krachten die hen uiteindelijk beide ten gronde zou richten, ongedaan te maken. Er moesten dure ingrediënten als moeilijk te verkrijgen zalven, wierook en parfums worden aangeschaft en er werden zittingen bij hen thuis gehouden met de bewuste zwarte magie specialist erbij. Na veel mediteren en wichelroede gezwaai kwam deze tot de conclusie dat er bij het stel in de achtertuin gezocht moest worden en na lang speuren en graven werd er een merkwaardig cilindervormig voorwerp opgediept onder de grond ter grootte van een forse mannenduim dat was vervaardigd uit opgerolde stukjes doek en plastic, waarin roestige oude naalden en/of spijkers waren verborgen. In het binnenste stukje witte doek waren Arabische tekens uit de koran opgeschreven waaronder op kinderlijke wijze een mannetje was afgebeeld met drie naalden in het lijf, een in de benen, een tweede in het onderlichaam en de derde in het hoofd. Voordat ze dit onder ogen hadden gekregen had de guna guna bezweerder het akelige voorwerp in hun tuinvijver gegooid waarop een water eruptie moet hebben plaatsgevonden zoals wel gebeurt wanneer men een aantal suikerklontjes in een gezinsfles Coca-cola laat zakken. Hierna werden er allerlei ceremoniële handelingen uitgevoerd met de heilige zalven en parfums waarna het geheel moest worden afgesloten met een uitgebreide selamatan – religieus feestmaal  in hun huis waarbij de hele familie van het stel met het medium aanwezig waren. Bijna direct daarop was het gevoel in de onderlijf van Adi’s vrouw weer teruggekeerd en kon ze weer lopen en de dingen doen die zij daarvoor altijd had kunnen doen. Maar hiermee was de nachtmerrie nog niet afgelopen. Tot tweemaal toe werd het jonge gezin door dergelijke aanvallen van zwarte magie getroffen, waarbij steeds weer dergelijke betoverde voddenproppen opgespeurd dienden te worden, waarbij de laatste op een kerkhof zou zijn gevonden, niet ver van hun woonhuis vandaan. Al hun spaarcenten moesten eraan geloven om al het kwaad dat over hen heen kwam ongedaan te maken. 
   Ik vroeg Adi na dit schokkende verhaal wie dit ernstige vergrijp moet hebben aangericht, waarop hij schouderophalend reageerde: ‘”iemand” die jaloers op ons moet zijn geweest. Ik had namelijk net dit huis van mijn vader geërfd en zoiets kan sommige mensen afgunstig stemmen.’
   ‘En had men niet,’ zo vroeg ik hem, ‘haren, nagels en dergelijke lichaamseigen onderdelen nodig om een dergelijk kwaad over iemand uit te roepen?’
   ‘Een herkenbare foto van het slachtoffer is al genoeg om het ritueel uit te kunnen voeren.’
   Achteraf wist ik niet wat ik moest geloven van zijn schokkende en fantasievolle verhaal. Mogelijk had hij wel eens iets gelezen over een dergelijke Indische fabel uit tempo doeloe

en had hij mij dit op de mouw willen spelden om indruk te kunnen maken en daar ik van nature niet bijgelovig ben wantrouw ik dergelijke verhalen altijd ten zeerste. Ik besloot het verhaal maar naar het rijk der fabelen te verwijzen, daar er in de moderne tijd toch geen reden meer is om aan dergelijke hocus pocus enige waarheid toe te schrijven. Mogelijk had ik Adi verder links laten liggen door deze ongeloofwaardige kwestie, ware het niet dat hij me die avond ook enige bijzonderheden had verteld over de oude zoutfabriek. Deze was destijds door de Nederlanders gebouwd en er waren nu plannen voor een uitgebreide renovatie. Hij zou me die laten zien alsmede diverse andere bezienswaardigheden van het eiland.  

Er werd een merkwaardig cilindervormig voorwerp opgediept...
Die zaterdag werd ik om elf uur door Adi met zijn motor opgehaald en bekeken we eerst twee toegangspoorten van oude tempels niet ver van zijn huis vandaan. Deze overblijfselen, daterend uit de 16e eeuw, wezen erop dat niet alleen de nog bestaande kraton een overblijfsel was van de oude cultuur waarop Sumenep gevestigd is. 
   Omdat ik nog wat foto’s uit Adi’s archief wilde kopiëren en hij enkele van mij had ik mijn laptop meegenomen en zaten we even later in zijn kamer achter de desktop waarmee hij zijn verzameling foto’s had opgeslagen. Nadat hij mijn gewenste foto’s had gedownload en ik een aantal van hem opende hij een map waar als onderschrift ‘Black Magic’ bij stond. Tot mijn grote verrassing had hij destijds een hele fotoreportage gemaakt van het guna guna gebeuren dat hem en zijn vrouw een jaar daarvoor was overkomen. Op de foto’s waren de akelige voorwerpen te zien die al het leed moeten hebben aangericht; een tot een kleine cilinderprop samengebonden kluwen van doekjes en plastic, die destijds een eruptie als suikerklontjes in een fles cola moet hebben veroorzaakt toen deze in de tuinvijver werd gegooid. De selamantan die bij het stel thuis werd gehouden om de bezwering af te wenden en waar naast het medium in witte jurk de hele familie aanwezig was gezeten aan een uitgebreide dis. Maar het meest schokkend vond ik toch wel de kinderlijke tekeningen van de poppetjes met naaldenprikken in onder-, midden- en bovenlijf, compleet met de roestige spijker en naalden in de katoenen lap waarop de Koranteksten in het Arabische schrift stond, en een koude huivering liep nu over mijn hele lichaam bij het zien van deze harde bewijzen. 
   Zoals eerder gezegd had ik dit hele verhaal aanvankelijk met een behoorlijke korrel zout genomen, maar nu kon ik niet meer ontkennen dat Adi die eerste avond mij de waarheid verteld moet hebben. Nu, met het tonen van deze foto’s, droop het angstzweet weer overvloedig van zijn gezicht af en met grote angstige ogen vroeg hij me, nadat ik een paar afbeeldingen had mogen kopiëren, of hij de pc mocht afsluiten om de nare herinnering van zich af te kunnen zetten.  

..waarin roestige oude naalden en/of spijkers waren verborgen...
Adi mocht dan misschien de herinnering van zich hebben afgezet, de beelden van die gemene voddenprop en de tekeningen met de spreuk in het Arabische schrift in de binnenste lappen bleven die verdere dag steeds weer door mijn hoofd spoken. Ik vroeg me af waarom sommige mensen anno 2008 nog steeds met dergelijke hocus pocus in de weer waren met als doel om iemand – om wat voor rede dan ook – het leven zuur te maken, of erger, in een poging die persoon van het leven te beroven. De eerste naald had Mary, Adi’s vrouw voor een lange tijd van onder verlamd gemaakt en als er niet tijdig was ingegrepen zou haar bovenlichaam dat ook geworden zijn. Om maar niet te denken als het kwaad haar hoofd had bereikt. Adi was opmerkelijk genoeg te sterk gebleken voor deze tovenarij en daarom had de guna guna een dankbaar slachtoffer in de vorm van zijn vrouw gevonden.
   Na het downloaden van de foto’s schoot het Adi te binnen dat we die zaterdagmiddag nog naar de stierenrace oefening zouden gaan, dus reden we even later in de richting van het veldje waar dat zou plaatsvinden. Maar daar aangekomen bleek het om onduidelijke rede geen doorgang te hebben die dag. In plaats daarvan bekeken we even verderop – voor mij voor de tweede maal – de ondergelopen velden met zeewater waar mannen, vrouwen en kinderen in de weer waren om het gekristalliseerde zeezout op hoopjes te verzamelen met een soort van sneeuwschuiver. Kleine molens stonden te draaien en transporteerden zo het zeewater naar de velden en door het water te laten verdampen kon men na verloop van tijd de zoutkristallen  met behulp van pikulans verzamelen en afvoeren.
   Omdat we nu toch in de buurt waren stelde Adi voor om naar de oude begraafplaats te gaan waar de overleden Nederlandse arbeiders van de zoutfabriek begraven zouden liggen. Ik had al plaatjes gemaakt van graven gemaakt die naast de oude benteng – fortgelegen waren, maar ik had foto’s van Adi gezien die ik niet had en die graven waren enkel via een ander terrein bereikbaar. Daartoe moesten we een smal slootje oversteken waarna we een braakliggend veld betraden waar de graven met stenen ornamenten tussen bevonden die veelal overwoekerd waren met wilde planten en struiken. Terwijl ik aanstalten maakte om enkele daarvan te fotograferen stapte ik op een scherpe doorn of stoppel, mogelijk een schuin afgekapte cassave plant waarvan de houtige stoppel zo’n 8 centimeter als een spies omhoog stond.
Terwijl ik aanstalten maakte om enkele daarvan te fotograferen stapte ik op een scherpe doorn of stoppel Ik moet een harde schreeuw uitgestoten hebben toen deze door de zool van mijn rubberen slipper en een behoorlijk eind in mijn voetzool stak. Ik had in een reflex mijn voet weer uit die stoppel getrokken en meende dat deze niet was afgebroken en in mijn voet zou zijn achtergebleven. Hij had zo diep gezeten dat het me niet verbaasd zou hebben als die er door de bovenkant weer was uitgekomen.  Adi was er direct bij en zag mij in een plas bloed staan. ‘Niet kijken’, was het eerste wat hij tot me zei, en daarop haalde hij een badstof doekje uit zijn rugzak en verbond me door de lap een paar maal om mijn voet te wikkelen en vast te knopen. 


   De fotosessie was hiermee natuurlijk tot een einde gekomen en we beraadden ons wat het beste was om nu te gaan doen. Volgens mijn gids moest de wond snel worden schoongemaakt, met betadine behandeld en met gaas verbonden gaan worden. Ik wist eigenlijk meteen al dat dit te serieus was om zelf te gaan behandelen. Het was om te beginnen al stom van me geweest een dergelijk ruig terrein slecht met badslippers aan de voeten te betreden, maar het plan was die middag nu eenmaal geweest om de stierenrace te gaan bekijken op een vriendelijk begaanbaar grasveldje. De plannen waren door omstandigheden veranderd, maar mijn schoeisel niet. Ik besefte dat mijn vakantie in gevaar zou komen als ik een tropeninfectie zou oplopen, om maar niet te denken aan wat de gevolgen van zoiets voor mijn voet konden zijn. Daarom vroeg ik Adi maar meteen naar het hospitaal te rijden dat slechts een straat van mijn hotel verwijderd was. 
   Daar aangekomen werd ik direct meegenomen naar de eerste hulpafdeling. Een mank lopende blanke toerist met een bebloede lap om zijn voet had in de ogen van de dienstdoende artsen kennelijk voorrang op de lange rij patiënten, die ongetwijfeld al geruime tijd op hun beurt stonden te wachten. De vrij jonge arts die mij meevoerde naar een zaaltje sprak vreemd genoeg bijna geen woord Engels en vroeg me of ik het bahasa Indonesia machtig was. Mijn standaard antwoord daarop was zoals gewoonlijk ‘sedikit sedikit mas’ (een klein beetje meneer). Daarop vroeg hij mij op een operatietafel te gaan liggen en begon, nadat hij een gordijn om het geheel had dichtgetrokken, voorzichtig het noodverband van mijn voet los te wikkelen. Adi had me de hele tijd vergezeld en stond bij dit alles toe te kijken, terwijl hij aan de arts uitleg gaf van wat er gebeurt was. Maar nu had hij moeite om te blijven kijken, want het resultaat moet er niet bepaald smakelijk hebben uitgezien. Ik merkte nog op dat ik saté Belanda was geweest, maar dit was alleen om de spanning proberen weg te praten.
   Nadat de arts het ergste vuil rondom de wond had schoongemaakt beduidde hij met een handgebaar dat hij een prik zou gaan uitdelen. Ik begreep dat er in zo’n geval meestal een injectie tegen tetanus wordt gegeven en nam al aanstalten om mijn broek los te knopen. Maar nee, de dokter wees naar mijn voet en zei daarbij ‘kaki.’ De injectienaald die nu vlak naast de wond naar binnenging was bijna even pijnlijk als het stappen in de stoppel die middag, alleen kon ik me nu beheersen en hield een gil van de pijn binnen. Het bleek een verdoving te zijn en na even te hebben gewacht vroeg de arts, terwijl hij de wond betastte, of ik wat voelde. Het deed inderdaad geen pijn meer en nu kon de zorgvuldige geneesheer zich gaan uitleven op de wond zonder dat ik daar last van had. Ik zag Adi zijn gezicht nu afwenden want de wond werd nu verder open gesperd teneinde het vanbinnen schoon te kunnen maken met desinfecterende middelen. Nu vroeg ik de arts – ook middels handgebaren – of er hechtingen zouden gaan volgen, maar de man schudde van nee. 
   Inmiddels was er een assistent bij gekomen met een karretje, waar vanaf hij de arts bepaalde instrumenten en bandages aanreikte. Nadat de voet gezuiverd en verbonden was kwam de arts weer met een injectienaald en vroeg me nu de broek wel los te knopen. Nadat hij de tetanusinjectie in mijn achterste had gegeven moest ik nog blijven liggen en wachtte maar af wat er verder nog zou volgen. Adi kwam nu naar me toe en vertelde me dat hij inmiddels de formele zaken zoals de financiële kant ervan bij de balie van het hospitaal had afgehandeld. Ik had een vrij hoog bedrag verwacht dat ik voor deze uitvoerige behandeling zou moeten gaan ophoesten, maar het geheel, inclusief een penicilline kuur, zou me slechts een paar tientjes gaan kosten. Nu vertelde ik mijn trouwe gids wat me al die tijd door het hoofd had gespookt; dat dit een gevolg moest zijn geweest op die guna guna kwestie. ‘Dat moet je niet zeggen’ zei hij geschrokken met een wit weggetrokken gelaat. Maar ik moest steeds denken aan die naalden in die voddenprop en dan daarop aan die gemene steek van de stoppel in mijn voet op die begraafplaats. Daarna weer een naald in mijn voet en tenslotte een in mijn achterste – drie prikken in totaal. Je kan zoiets toeval noemen, maar ik was inmiddels een beetje bijgelovig geworden. Toch kwam Adi hier later op terug door toe te geven dat het wel mijn linker voet betrof, wat in deze cultuur betekent dat alles wat links is onrein of slecht zou zijn. 
   Zoals gezegd had ik het meest bezienswaardige van Sumenep  en Madura inmiddels wel gezien en zag in dit voorval een teken dat het misschien beter was als ik het eiland zou gaan verlaten. Adi moet dit ook zo hebben aangevoeld want hij keek niet echt verbaasd toen ik hem mijn plan toevertrouwde; dat ik – zodra de voet weer was opgeknapt – afscheid van hem zou nemen om mijn reis te gaan vervolgen. 

Ik merkte nog op dat ik saté Belanda was geweest...


woensdag 25 december 2019

Een Toerist op Bali

Het weer in Nederland was guur en nat toen ik eind november 2009 met Malaysia Airlines naar Denpasar vloog en het contrast in temperatuur was dus groot, eenmaal daar op het vliegveld aangekomen. Mijn visum voor twee maanden was op de ambassade in Den Haag al voor me in orde gemaakt, zodat ik niet achter de lange rij vakantiegangers hoefde aan te sluiten die voor een visa on arrival
geduldig op hun beurt stonden te wachten. Bij de lopende band aangekomen waar de bagage langs zou komen stond een ronselaar voor de wachtende taxi’s al met mijn koffer op wieltjes in afwachting voor de bewuste toerist die zijn eigendom zou komen opeisen. Of ik maar even achter hem aan wou lopen, dan zou de man mij wel even de weg wijzen. Eerst moest nog even worden gewacht in een andere rij voordat de spullen van de vakantiegangers door de scanner kon en daar was een jongeman bezig met een dikke kortharige donkerbruine jachthond die aan een lange lijn langs de diverse koffers liep te snuffelen. Bij een van de wachtende bleef de trouwe viervoeter met zijn scherpe reukvermogen even staan en snoof daarbij eens diep aan diens bagage. Toch vervolgde hij zijn rondje, kennelijk zonder dat zijn baasje het nodig achtte de bewuste koffer voor een nader onderzoek te inspecteren. Zoals me al in het vliegtuig door een juffrouw via de speakers was medegedeeld stond er voor een vergrijp als het invoeren van drugs voor zowel in Maleisië als Indonesië maximaal de doodstraf.
Poppies Lane


Voor mijn korte verblijf in Kuta had ik voor AP-Inn gekozen, een budget hotelletje aan de Poppies Lane 1 dat ik eerder na het raadplegen van diverse internetsites had getraceerd. De kamers waren er sober en schoon en dat was voor mij voldoende voor de twee dagen en nachten die ik gepland had er te verblijven. Eigenlijk had ik beter voor een verblijf in de plaats Ubud kunnen kiezen, tenminste, dat vond een Australische toerist die ik op Ngurah Rai Airport sprak. De man van tegen de zestig was in een korte kleurige katoenen broek met daarboven een Hawaï-shirt gekleed en had grijs haar met een onverzorgde pluizige baard. Nadat hij me had verteld dat hij naar een van de eilanden van Papua onderweg was, waar hij zijn duiksport zou beoefenen vroeg hij mij naar mijn eerste bestemming.
  ‘Kuta?, dat is meer een plaats voor jonge mensen die een party willen bouwen, maar heeft verder niets met Indonesië te maken.’
De man vertelde me niets nieuws. Eigenlijk schaamde ik me er een beetje voor dat ik als reiziger voor deze plaats had gekozen, want als ik Bali slechts als transit plaats zou gebruiken had ik inderdaad beter voor het verderop gelegen plaatsje Ubud kunnen kiezen waar nog iets van een cultuur kon worden opgesnoven. Daar ben je immers als bejaarde hippie op je plaats en kan je rustig in een batik shirt en slaap broek de straat op om te gaan winkelen in de vele souvenir boetieks zonder te worden nagestaard. Hippies met lange haren, kralenkettingen en luchtig gekleed in katoentjes uit India horen elders thuis in een museum, maar zijn daar nog een geaccepteerd verschijnsel.


  Ik wilde uit nieuwsgierigheid het dolle circus gedoe van de populaire badplaats aan de zuidkust van Bali wel eens nader bekijken. Van de vele stroomstoringen die ik tijdens mijn trip in Oost Java meemaakte zou de oorzaak in dit energieverspillende deel van de Archipel gezocht moeten worden, waarvoor de stroomopwekking centrales van Surabaya op volle toeren moeten draaien. Tenminste, zo kreeg ik van veel bewoners als klacht te horen die er in dat geteisterde gebied regelmatig mee te maken hadden.
  Na mezelf te hebben opgefrist in mijn hotelkamer maakte ik een eerste rondje door het toeristische gebied. In de Poppies Lane 1 moest de wandelaar uitkijken dat hij niet van zijn of haar sokken werd gereden door een van de vele voorbij stuivende motorrijders, daar de straat met zijn vele winkeltjes en restaurants de indruk gaf dat het een voetgangerspromenade betrof. Er hing een doordringende lucht die een melange was van verstopt riool, schimmel, kemboja bloesem en gebakken patat. Even later zat ik aan de koffie op een terras dat verscholen lag achter een haag van sanseveria’s en bougainvillea en ik had een vochtig wit badstof doekje als welkomstgeschenk in ontvangst genomen om het overtollige zweet van me af te poetsen. Een schurftige hond snuffelde er in een offerbakje van gevlochten bamboe blad en had kennelijk iets van zijn gading gevonden tussen de bloesems, rijst, wierookstokjes en kretek sigaretten, welke men gewoon is te offeren aan de Balinese goden. Bij het café stonden aan weerszijden twee grote grijze stenen sculpturen van die goden, welke door een devote hindoe in zwart-wit en grijs geblokte doeken moet zijn gestoken. Toeristen gekleed in Bermuda shorts en batik jurken liepen langs met mineraalwater flesjes in hun hand, als kangoeroes getooid met zwart lederen moneybelts om hun middel en overwogen er smoothie chillers in de smaken als banana, orange, strawberries ’n cream of een Tim Tam ice choc te gaan nuttigen. Met het afrekenen stond ik naast een als Kerstman opgetuigde pop die wiegde op de melodie van Jingle Bells bij een bord met de aankondiging TERIMA KASIH, ENJOY YOUR HOLIDAY.

Ik liep daarna langs de vele hotels waarvan de toegangen in stijl versierd waren met uit oranje bakstenen vervaardigde gapura poorten, afgezet met krullerige cementkleurige sculpturen. Ik bereikte Pantai Kuta, het strand van de toeristenstad en passeerde al wandelend over de boulevard McDonald’s, KFC en het Hardrock Café. Er werd middels grote billboards reclame gemaakt voor Sharp Electronics, Coca Cola, Darum Black en Fanta Strawberry. 
  Zittend op een muurtje langs het strand voelde ik me een echte rugzaktoerist en na een tijdje werd ik in het Engels aangesproken door een Nederlands stel dat ik maar adviseerde om in hun moedertaal verder te praten. Hans en Ria – beide veertigers – hadden een voordelig compleet verzorgde trip geboekt voor een verblijf van drie weken in een luxe hotel in Sanur en hadden in een dag tijd het hele eiland al gerond, waarbij ze volgens hun verhaal alles hadden gezien dat de moeite waard zou zijn. Nu waren ze – deels uit noodzaak – een dag in Kuta voor een bezoek aan een artsenpost, omdat Hans een injectie met bloedverdunner moest halen, daar er onlangs een bloedpropje bij hem was geconstateerd.
 ‘Als hij dat niet doet kan dat problemen opleveren met de verzekering bij complicaties tijdens de trip.’ zei Ria. ‘Maar ik ben blij als we straks met de taxi weer terug kunnen naar Sanur, want Kuta is zo chaotisch en duur. Alles wordt straks tegen de kerstdagen alleen nog maar duurder, heeft u daar wel rekening mee gehouden?’ Ik vertelde haar dat ik maar twee dagen in deze stad zou verblijven en dat ik daarna de wat minder toeristische gebieden buiten Bali zou gaan bezoeken.
  ‘Ik vind de verkoelende bries hier wel krachtiger dan in Sanur en ook het strand is veel schoner en mooier. Bent u eigenlijk al geprikt?’ Automatisch dacht ik aan Hans’ injecties, maar zijn mollige vrouw wees me op een straatje mieren, dat een wegomlegging richting onze voeten aan het aanleggen was.
  ‘Minyak kayu putih’, adviseerde ik tegen de steken van insecten, doelende op de etherische olie van een eucalyptusboom, ‘en het helpt werkelijk tegen allerlei mogelijke kwalen.’ We keken naar de ondergaande zon die als een oranje eidooier achter de horizon zakte en wensten elkaar een fijne voortzetting van de vakantie.
 Ik liep de volgende dag over de zuidelijker gelegen Kartika Plaza Street waar veel hotels, restaurants en winkeltjes in souvenir- en interieurkunst te vinden zijn. Ik werd al wandelend steeds aangesproken door mannen die mij hun diensten als chauffeur of tukang ojek – motortaxi berijder – wilde aanbieden. ‘You want transport miester?’ Vaak maakten de chauffeurs daarbij een gebaar met hun handen alsof ze snel aan het denkbeeldige stuurwiel van hun auto draaiden en het kwam dan wel op mij over als een soort dans. Voor de grap bootste ik hun wel eens na en leek het alsof we samen, de oude dans die in de jaren 1960 door Chubby Checker beroemd was gemaakt, aan het dansen waren: The Twist.
 Nog vaker werd ik – meestal door jonge dames – aangesproken met ‘Miester, you want massage?’, waarbij ze me een flyer in de handen stopten waarin de mogelijkheden van dergelijke behandelingen werden omschreven. Een paar van die reclamefolders hadden namen als SARI J SALON (Pure and Simple), MY BODY (Reflexology & Body Massage) of KAYAN (Spa & Salon). Er werden behandelingen op aangeprezen als Balinese massage (1 hr) Rp. 100.000.-, Aroma Therapy Massage (1 hr) Rp. 100. 000.- of 3 Hours Balis Paradise Package Rp. 255. 000,-. Bij de volgende omschrijving vroeg ik me af wat dat zou betekenen: Hiligh Rp. 200. 000.- (Man) Rp. 400. 000.- (Woman).
  De dames die meestal in groepjes opereerden, riepen mij vaak vanaf de overkant van de straat aan en toonde ik geen interesse – het was immers niets bijzonders meer als je die straat minstens een keer had uitgewandeld – dan zag ik ze onderling gniffelen waarbij ze elkaar aanstootten en in mijn richting wezen. Het werd me duidelijk dat dit een manier voor hen geworden was om zich op het ongeïnteresseerde slachtoffer af te reageren. Hetzelfde gold voor de heren van de transport die eveneens vaak in groepjes bij elkaar stonden. Deze kregen overigens niet alleen inkomsten voor hun rit, maar streken ook nog eens een aantal procenten op van de winst, wanneer zij hun klanten bij een bevriend hotel afleveren.
  Ik kwam langs diverse luxe resorts waar men cottages kon huren in authentieke Balinese stijl, die Chinees aandoende puntdaken bezaten met dakpannen, waarvan de omhooglopende hoeken en nok met sierlijke krullen waren versierd. In de goed verzorgde tuinen stonden bougainvilleas, zoet geurende kemboja bomen en hibiscusstruiken uitbundig te bloeien en langs de zwembaden stonden plantenbakken waarin onze westerse lisdodde was aangeplant. Een roomboy was inmiddels met een sapu lidi – een veger van sprieten in de vorm van een roe – de gevallen bladeren bij elkaar aan het vegen met zijn linkerhand op de rug, nadat hij her en der verspreid zijn offerbakjes had geplaatst. Er werd ’s ochtends een continental breakfast op het terras verzorgd met koffie of thee waarbij een fruitsalade van ananas, papaya, meloen, banaan en limejuice nooit ontbrak. De tropische duif – perkutut– zat er voortdurend te koeren en bezoeken van kolibries waren in deze weelderige tuinen een algemeen verschijnsel geworden.
Luxe resort

Voor een toerist die na een lange tijd van hard werken eens tot rust wil komen was dit een ideale locatie en hij kon in de diverse restaurants een goedkope maaltijd bestellen dat op de westerse mens was afgesteld. De meeste eetgelegenheden presenteerde gerechten als club sandwiches, pizza’s in diverse smaken, gegrilde kip of vis met frites, spaghetti, steaks en natuurlijk ook Indonesisch eten als nasi goreng en satés. Als dranken kon men kiezen uit diverse soorten frisdrank, bier en de vele verse juices in de smaken van avocado, ananas, papaya, aardbei en meloen. 
In de winkeltjes met souvenirs en snuisterijen kon men houtsnijwerk, sieraden vervaardigd van zilver of diverse natuurlijke materialen, lederwaren, batikstoffen en ontelbare andere prullaria als aandenken voor thuis aanschaffen. Er waren ook winkeltjes bij die houten penissen verkochten van een formaat waar vele (Balinese) heren hun wenkbrauwen bij zouden fronsen. Ik zag miniatuur gitaren en drumstellen, becaks, fietsen en motoren. Dan waren er de winkels die de kleding verkochten, waarin een toerist zich het prettigst voelt onder tropische omstandigheden zoals T-shirts voorzien van allerlei opdruk, bikini’s, bermuda shorts, batik kleding, petten en badslippers.
Halverwege de Kartika Plaza Street en gemarkeerd door een reuze stenen wokkel voor de deur, stond een super moderne shopping mall, met in rood verlichte letters CENTRO – LIFESTYLE AND DEPARTMENT STORE op de voorgevel. In het immense gebouw dat uit vier verdiepingen was opgebouwd kon men alles vinden wat in de hele straat al werd aangeboden, maar dan zonder dat men werd lastiggevallen door de opdringerige sjacheraars en het viel me op dat voornamelijk de Balinese bevolking er aan het winkelen was. Toen ik daar de foodstore afdeling betrad kwam ik uit aan de achterzijde van het gebouw dat een fraai uitzicht bood op het strand en de oceaan.


Kuta is een van de meest verwesterde plaatsen van Indonesië geworden met alles erop en eraan wat men van zo’n stad mag verwachten. Toch wordt er kennelijk nog niet genoeg geld verdiend om het voetgangersgebied op eenzelfde niveau te brengen; de voetganger moet – zeker in de donkere uurtjes – goed opletten waar hij of zij loopt. Zoals in alle steden van de Archipel bevindt er zich een selokan – open riool – onder het wegdek en blijft het oppassen voor de toerist op zijn sandalen of badslippers om niet te struikelen of zich te bezeren aan de ongelijke betonnen platen of planken waar de open gaten mee worden afgedekt.
  Ik moet bekennen dat ik zelf – hoe zou ik anders dit bovenstaande zo uitvoerig hebben kunnen beschrijven? – gebruik heb gemaakt van de meeste faciliteiten die een stad als Kuta de toerist biedt. Wat betreft het culinaire onderdeel heb ik er met volle teugen van genoten, zeker nadat ik van mijn vermoeiende reis weer naar dit beginpunt was teruggekeerd. Tijdens die trip was er vaak niet veel anders te eten dan nasi ikan – rijst met vis – en dan is het assortiment aan diverse soorten voedsel dat verkrijgbaar is in deze toeristenplaats, wel een hele verademing te noemen.
Kuta Beach











Een Moskee op Zondagochtend.

Ik moest nog een dag volmaken in Jakarta voordat mijn vliegtuig naar Manado zou vertrekken en daarom liep ik op die zondagmorgen richt...