woensdag 25 december 2019

Toetie

Dit is een waar gebeurd verhaal dat zich begin vorige eeuw afspeelde in een afgelegen gebied van Zuid Sumatra. Het verhaal is me ooit verteld en ik heb het uit mijn herinnering ervan opgeschreven:

In een kleine kampung had een jonge vrouw met de naam Toetie zojuist haar erf aangeveegd met een sapu lidi (veger) en toen de hele boel aan de kant was zou ze tijd hebben om haar zuster en zwager te gaan bezoeken in een andere kampung, een uurtje wandelen in noordelijke richting. Ze wou niet met lege handen aankomen, dus had ze een mandje met pas gebakken kokoskoekjes bij zich, bestemd voor bij de thee, die ze liet balanceren boven op haar hoofd. Zo liep ze die ochtend langs sawa's en stukken oerwoud die haar bekend voorkwamen, want ze kende bijna elke boom en heuvel in dit uitgestrekte gebied. Nu kwam ze aan bij een gebied met hoge bamboebossen en toen zij daar halverwege even stilhield en de mand met kokoskoekjes naast zich neerzette om even uit te rusten, klonk er plotseling een hard gekraak met knallen van kapot brekende bamboeplanten. Een kudde olifanten werkte zich door de dichte vegetatie heen om te zien wie toch deze indringer zou zijn. Toetie begreep dat hard weglopen geen zin zou hebben en uit ervaring wist ze dat roerloos stil blijven staan de beste optie was in zo'n geval. De leider van dit groepje langsnuitige dieren, een brutale grote stier liep recht op onze arme, maar moedige Toetie af en rook kennelijk de geur van de overheerlijke baksels in het gevlochten mandje dat Toetie naast haar had neergezet. Al gauw had hij de bron van deze heerlijk geurende lekkernij gevonden en één voor één pakte hij met zijn slurf deze baksels op en stopte deze daarna in zijn mond.

Rillend van angst stond Toetie het gebeuren gade te slaan en ze hoopte maar dat nadat het kolossale beest zijn lekkere trek had gestild, hij zijn weg weer zou vervolgen. Maar het ondeugende dier had duidelijk andere plannen. Toen hij het laatste vers gebakken kokoskoekje uit haar mandje had gevist en opgepeuzeld begon hij met zijn warme snuivende slurf het kleine dappere vrouwtje van top tot teen te betasten. Eerst haalde hij de houten pen uit de wrong van Toeties nek, zodat de blauwzwarte lange haren die glansden van het kokosvet, om haar slanke schouders naar beneden vielen en daarna trok hij de knoop los uit haar sarung, zodat deze van haar welgevormde lijfje naar beneden gleed. Nu stond het arme vrouwtje zonder enige bedekking van haar lichaam hopeloos alleen midden in het oerwoud tegenover deze reus die vrijspel had en doen kon wat hij wilde. Zijn slurf volgde nieuwsgierig maar zachtaardig alle welvingen van haar fraai gevormde lichaam, maar toen hij langs haar mooie benen omhoog ging naar een bepaalde plek, vond Toetie het kennelijk plotseling toch terlalu (te erg) geworden en haalde ze plotseling fel met haar rechterhand uit en gaf daarmee het grootste dier van het woud een fikse klap op het puntje van zijn snoet. Kennelijk was dit toch een duidelijk teken voor hem dat ze hiervan niet gediend was want hij keerde zich om, sloot zich weer aan bij zijn soortgenoten en verdween luid trompetterend – alsof hij bulderde van het lachen – weer in de dichte bamboebossen. Hierna kon onze Toetie opgelucht haar weg weer vervolgen, overigens zonder haar overheerlijke kokoskoekjes. Daarom verzamelde ze het laatste stukje onderweg nog een paar durians die vers uit de bomen waren gevallen, zodat ze toch nog iets bij de thee kon aanbieden.



Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Een Moskee op Zondagochtend.

Ik moest nog een dag volmaken in Jakarta voordat mijn vliegtuig naar Manado zou vertrekken en daarom liep ik op die zondagmorgen richt...