woensdag 25 december 2019

Een Toerist op Bali

Het weer in Nederland was guur en nat toen ik eind november 2009 met Malaysia Airlines naar Denpasar vloog en het contrast in temperatuur was dus groot, eenmaal daar op het vliegveld aangekomen. Mijn visum voor twee maanden was op de ambassade in Den Haag al voor me in orde gemaakt, zodat ik niet achter de lange rij vakantiegangers hoefde aan te sluiten die voor een visa on arrival
geduldig op hun beurt stonden te wachten. Bij de lopende band aangekomen waar de bagage langs zou komen stond een ronselaar voor de wachtende taxi’s al met mijn koffer op wieltjes in afwachting voor de bewuste toerist die zijn eigendom zou komen opeisen. Of ik maar even achter hem aan wou lopen, dan zou de man mij wel even de weg wijzen. Eerst moest nog even worden gewacht in een andere rij voordat de spullen van de vakantiegangers door de scanner kon en daar was een jongeman bezig met een dikke kortharige donkerbruine jachthond die aan een lange lijn langs de diverse koffers liep te snuffelen. Bij een van de wachtende bleef de trouwe viervoeter met zijn scherpe reukvermogen even staan en snoof daarbij eens diep aan diens bagage. Toch vervolgde hij zijn rondje, kennelijk zonder dat zijn baasje het nodig achtte de bewuste koffer voor een nader onderzoek te inspecteren. Zoals me al in het vliegtuig door een juffrouw via de speakers was medegedeeld stond er voor een vergrijp als het invoeren van drugs voor zowel in Maleisië als Indonesië maximaal de doodstraf.
Poppies Lane


Voor mijn korte verblijf in Kuta had ik voor AP-Inn gekozen, een budget hotelletje aan de Poppies Lane 1 dat ik eerder na het raadplegen van diverse internetsites had getraceerd. De kamers waren er sober en schoon en dat was voor mij voldoende voor de twee dagen en nachten die ik gepland had er te verblijven. Eigenlijk had ik beter voor een verblijf in de plaats Ubud kunnen kiezen, tenminste, dat vond een Australische toerist die ik op Ngurah Rai Airport sprak. De man van tegen de zestig was in een korte kleurige katoenen broek met daarboven een Hawaï-shirt gekleed en had grijs haar met een onverzorgde pluizige baard. Nadat hij me had verteld dat hij naar een van de eilanden van Papua onderweg was, waar hij zijn duiksport zou beoefenen vroeg hij mij naar mijn eerste bestemming.
  ‘Kuta?, dat is meer een plaats voor jonge mensen die een party willen bouwen, maar heeft verder niets met Indonesië te maken.’
De man vertelde me niets nieuws. Eigenlijk schaamde ik me er een beetje voor dat ik als reiziger voor deze plaats had gekozen, want als ik Bali slechts als transit plaats zou gebruiken had ik inderdaad beter voor het verderop gelegen plaatsje Ubud kunnen kiezen waar nog iets van een cultuur kon worden opgesnoven. Daar ben je immers als bejaarde hippie op je plaats en kan je rustig in een batik shirt en slaap broek de straat op om te gaan winkelen in de vele souvenir boetieks zonder te worden nagestaard. Hippies met lange haren, kralenkettingen en luchtig gekleed in katoentjes uit India horen elders thuis in een museum, maar zijn daar nog een geaccepteerd verschijnsel.


  Ik wilde uit nieuwsgierigheid het dolle circus gedoe van de populaire badplaats aan de zuidkust van Bali wel eens nader bekijken. Van de vele stroomstoringen die ik tijdens mijn trip in Oost Java meemaakte zou de oorzaak in dit energieverspillende deel van de Archipel gezocht moeten worden, waarvoor de stroomopwekking centrales van Surabaya op volle toeren moeten draaien. Tenminste, zo kreeg ik van veel bewoners als klacht te horen die er in dat geteisterde gebied regelmatig mee te maken hadden.
  Na mezelf te hebben opgefrist in mijn hotelkamer maakte ik een eerste rondje door het toeristische gebied. In de Poppies Lane 1 moest de wandelaar uitkijken dat hij niet van zijn of haar sokken werd gereden door een van de vele voorbij stuivende motorrijders, daar de straat met zijn vele winkeltjes en restaurants de indruk gaf dat het een voetgangerspromenade betrof. Er hing een doordringende lucht die een melange was van verstopt riool, schimmel, kemboja bloesem en gebakken patat. Even later zat ik aan de koffie op een terras dat verscholen lag achter een haag van sanseveria’s en bougainvillea en ik had een vochtig wit badstof doekje als welkomstgeschenk in ontvangst genomen om het overtollige zweet van me af te poetsen. Een schurftige hond snuffelde er in een offerbakje van gevlochten bamboe blad en had kennelijk iets van zijn gading gevonden tussen de bloesems, rijst, wierookstokjes en kretek sigaretten, welke men gewoon is te offeren aan de Balinese goden. Bij het café stonden aan weerszijden twee grote grijze stenen sculpturen van die goden, welke door een devote hindoe in zwart-wit en grijs geblokte doeken moet zijn gestoken. Toeristen gekleed in Bermuda shorts en batik jurken liepen langs met mineraalwater flesjes in hun hand, als kangoeroes getooid met zwart lederen moneybelts om hun middel en overwogen er smoothie chillers in de smaken als banana, orange, strawberries ’n cream of een Tim Tam ice choc te gaan nuttigen. Met het afrekenen stond ik naast een als Kerstman opgetuigde pop die wiegde op de melodie van Jingle Bells bij een bord met de aankondiging TERIMA KASIH, ENJOY YOUR HOLIDAY.

Ik liep daarna langs de vele hotels waarvan de toegangen in stijl versierd waren met uit oranje bakstenen vervaardigde gapura poorten, afgezet met krullerige cementkleurige sculpturen. Ik bereikte Pantai Kuta, het strand van de toeristenstad en passeerde al wandelend over de boulevard McDonald’s, KFC en het Hardrock Café. Er werd middels grote billboards reclame gemaakt voor Sharp Electronics, Coca Cola, Darum Black en Fanta Strawberry. 
  Zittend op een muurtje langs het strand voelde ik me een echte rugzaktoerist en na een tijdje werd ik in het Engels aangesproken door een Nederlands stel dat ik maar adviseerde om in hun moedertaal verder te praten. Hans en Ria – beide veertigers – hadden een voordelig compleet verzorgde trip geboekt voor een verblijf van drie weken in een luxe hotel in Sanur en hadden in een dag tijd het hele eiland al gerond, waarbij ze volgens hun verhaal alles hadden gezien dat de moeite waard zou zijn. Nu waren ze – deels uit noodzaak – een dag in Kuta voor een bezoek aan een artsenpost, omdat Hans een injectie met bloedverdunner moest halen, daar er onlangs een bloedpropje bij hem was geconstateerd.
 ‘Als hij dat niet doet kan dat problemen opleveren met de verzekering bij complicaties tijdens de trip.’ zei Ria. ‘Maar ik ben blij als we straks met de taxi weer terug kunnen naar Sanur, want Kuta is zo chaotisch en duur. Alles wordt straks tegen de kerstdagen alleen nog maar duurder, heeft u daar wel rekening mee gehouden?’ Ik vertelde haar dat ik maar twee dagen in deze stad zou verblijven en dat ik daarna de wat minder toeristische gebieden buiten Bali zou gaan bezoeken.
  ‘Ik vind de verkoelende bries hier wel krachtiger dan in Sanur en ook het strand is veel schoner en mooier. Bent u eigenlijk al geprikt?’ Automatisch dacht ik aan Hans’ injecties, maar zijn mollige vrouw wees me op een straatje mieren, dat een wegomlegging richting onze voeten aan het aanleggen was.
  ‘Minyak kayu putih’, adviseerde ik tegen de steken van insecten, doelende op de etherische olie van een eucalyptusboom, ‘en het helpt werkelijk tegen allerlei mogelijke kwalen.’ We keken naar de ondergaande zon die als een oranje eidooier achter de horizon zakte en wensten elkaar een fijne voortzetting van de vakantie.
 Ik liep de volgende dag over de zuidelijker gelegen Kartika Plaza Street waar veel hotels, restaurants en winkeltjes in souvenir- en interieurkunst te vinden zijn. Ik werd al wandelend steeds aangesproken door mannen die mij hun diensten als chauffeur of tukang ojek – motortaxi berijder – wilde aanbieden. ‘You want transport miester?’ Vaak maakten de chauffeurs daarbij een gebaar met hun handen alsof ze snel aan het denkbeeldige stuurwiel van hun auto draaiden en het kwam dan wel op mij over als een soort dans. Voor de grap bootste ik hun wel eens na en leek het alsof we samen, de oude dans die in de jaren 1960 door Chubby Checker beroemd was gemaakt, aan het dansen waren: The Twist.
 Nog vaker werd ik – meestal door jonge dames – aangesproken met ‘Miester, you want massage?’, waarbij ze me een flyer in de handen stopten waarin de mogelijkheden van dergelijke behandelingen werden omschreven. Een paar van die reclamefolders hadden namen als SARI J SALON (Pure and Simple), MY BODY (Reflexology & Body Massage) of KAYAN (Spa & Salon). Er werden behandelingen op aangeprezen als Balinese massage (1 hr) Rp. 100.000.-, Aroma Therapy Massage (1 hr) Rp. 100. 000.- of 3 Hours Balis Paradise Package Rp. 255. 000,-. Bij de volgende omschrijving vroeg ik me af wat dat zou betekenen: Hiligh Rp. 200. 000.- (Man) Rp. 400. 000.- (Woman).
  De dames die meestal in groepjes opereerden, riepen mij vaak vanaf de overkant van de straat aan en toonde ik geen interesse – het was immers niets bijzonders meer als je die straat minstens een keer had uitgewandeld – dan zag ik ze onderling gniffelen waarbij ze elkaar aanstootten en in mijn richting wezen. Het werd me duidelijk dat dit een manier voor hen geworden was om zich op het ongeïnteresseerde slachtoffer af te reageren. Hetzelfde gold voor de heren van de transport die eveneens vaak in groepjes bij elkaar stonden. Deze kregen overigens niet alleen inkomsten voor hun rit, maar streken ook nog eens een aantal procenten op van de winst, wanneer zij hun klanten bij een bevriend hotel afleveren.
  Ik kwam langs diverse luxe resorts waar men cottages kon huren in authentieke Balinese stijl, die Chinees aandoende puntdaken bezaten met dakpannen, waarvan de omhooglopende hoeken en nok met sierlijke krullen waren versierd. In de goed verzorgde tuinen stonden bougainvilleas, zoet geurende kemboja bomen en hibiscusstruiken uitbundig te bloeien en langs de zwembaden stonden plantenbakken waarin onze westerse lisdodde was aangeplant. Een roomboy was inmiddels met een sapu lidi – een veger van sprieten in de vorm van een roe – de gevallen bladeren bij elkaar aan het vegen met zijn linkerhand op de rug, nadat hij her en der verspreid zijn offerbakjes had geplaatst. Er werd ’s ochtends een continental breakfast op het terras verzorgd met koffie of thee waarbij een fruitsalade van ananas, papaya, meloen, banaan en limejuice nooit ontbrak. De tropische duif – perkutut– zat er voortdurend te koeren en bezoeken van kolibries waren in deze weelderige tuinen een algemeen verschijnsel geworden.
Luxe resort

Voor een toerist die na een lange tijd van hard werken eens tot rust wil komen was dit een ideale locatie en hij kon in de diverse restaurants een goedkope maaltijd bestellen dat op de westerse mens was afgesteld. De meeste eetgelegenheden presenteerde gerechten als club sandwiches, pizza’s in diverse smaken, gegrilde kip of vis met frites, spaghetti, steaks en natuurlijk ook Indonesisch eten als nasi goreng en satés. Als dranken kon men kiezen uit diverse soorten frisdrank, bier en de vele verse juices in de smaken van avocado, ananas, papaya, aardbei en meloen. 
In de winkeltjes met souvenirs en snuisterijen kon men houtsnijwerk, sieraden vervaardigd van zilver of diverse natuurlijke materialen, lederwaren, batikstoffen en ontelbare andere prullaria als aandenken voor thuis aanschaffen. Er waren ook winkeltjes bij die houten penissen verkochten van een formaat waar vele (Balinese) heren hun wenkbrauwen bij zouden fronsen. Ik zag miniatuur gitaren en drumstellen, becaks, fietsen en motoren. Dan waren er de winkels die de kleding verkochten, waarin een toerist zich het prettigst voelt onder tropische omstandigheden zoals T-shirts voorzien van allerlei opdruk, bikini’s, bermuda shorts, batik kleding, petten en badslippers.
Halverwege de Kartika Plaza Street en gemarkeerd door een reuze stenen wokkel voor de deur, stond een super moderne shopping mall, met in rood verlichte letters CENTRO – LIFESTYLE AND DEPARTMENT STORE op de voorgevel. In het immense gebouw dat uit vier verdiepingen was opgebouwd kon men alles vinden wat in de hele straat al werd aangeboden, maar dan zonder dat men werd lastiggevallen door de opdringerige sjacheraars en het viel me op dat voornamelijk de Balinese bevolking er aan het winkelen was. Toen ik daar de foodstore afdeling betrad kwam ik uit aan de achterzijde van het gebouw dat een fraai uitzicht bood op het strand en de oceaan.


Kuta is een van de meest verwesterde plaatsen van Indonesië geworden met alles erop en eraan wat men van zo’n stad mag verwachten. Toch wordt er kennelijk nog niet genoeg geld verdiend om het voetgangersgebied op eenzelfde niveau te brengen; de voetganger moet – zeker in de donkere uurtjes – goed opletten waar hij of zij loopt. Zoals in alle steden van de Archipel bevindt er zich een selokan – open riool – onder het wegdek en blijft het oppassen voor de toerist op zijn sandalen of badslippers om niet te struikelen of zich te bezeren aan de ongelijke betonnen platen of planken waar de open gaten mee worden afgedekt.
  Ik moet bekennen dat ik zelf – hoe zou ik anders dit bovenstaande zo uitvoerig hebben kunnen beschrijven? – gebruik heb gemaakt van de meeste faciliteiten die een stad als Kuta de toerist biedt. Wat betreft het culinaire onderdeel heb ik er met volle teugen van genoten, zeker nadat ik van mijn vermoeiende reis weer naar dit beginpunt was teruggekeerd. Tijdens die trip was er vaak niet veel anders te eten dan nasi ikan – rijst met vis – en dan is het assortiment aan diverse soorten voedsel dat verkrijgbaar is in deze toeristenplaats, wel een hele verademing te noemen.
Kuta Beach











Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Een Moskee op Zondagochtend.

Ik moest nog een dag volmaken in Jakarta voordat mijn vliegtuig naar Manado zou vertrekken en daarom liep ik op die zondagmorgen richt...